Hoe kiezen voor broederlijke vrijheid een baken creëert voor omgaan met angst
Gelukkig zijn, grenzen stellen, Omgaan met angst, Omgaan met emoties, Omgaan met stress, onzekerheid, sociale angstYou are not a drop in the ocean.
You are the entire ocean in a drop.
Rumi
Met belangstelling volg ik het verloop van de coronacrisis en met name hoe we er als maatschappij mee omgaan. Ik zie woede, gelatenheid, ontkenning, plan trekkerij en onbegrip wanneer maatregelen afgekondigd worden om de pandemie aan te pakken. Mijn nieuwsgierige geest wil begrijpen waarom mensen vaak moeite hebben met maatschappelijke veranderingen en vervolgens op deze manier reageren. Wat zijn hun psychologische beweegredenen? Wat leert me dit over het verband tussen hun gedrag en hoe ze zijn opgegroeid? En: hoe kan ik hiermee mijn cliënten beter begeleiden bij het omgaan met verandering?
In “Zijn, tijdschrift voor geïnspireerde levenskunst” las ik een artikel van Hans Knibbe over wat hij noemt “verlicht burgerschap”. Met zijn heldere geest en diep inzicht in hoe we als kind psychologisch ontwikkelen, legt hij haarfijn het verband uit tussen deze ontwikkeling en het leren omgaan met maatschappelijke veranderingen. Deze blog is gebaseerd op dit artikel waarbij ik stukken overneem, samenvat of herschrijf.
We hebben een context nodig om te groeien
Als we naar een opgroeiend kind kijken, zien we dat het driftleven van het kind door de zorgende omgeving gereguleerd wordt. Het kind krijgt niet altijd zijn zin en krijgt een bepaald ritme en regime aangeboden: rust, reinheid en regelmaat. ‘De ander’ is voor het kind de voedingsbron en het hechtvlak, de instantie die kan bestraffen, machtig is, van wie het kind totaal afhankelijk is. Het is de ‘ander’ die het kind psychologisch en fysiek kan maken en breken.
De indeling van Freud in id, ego en superego is hierbij nog steeds bruikbaar. Het id zijn onze driften, het superego is de geïnternaliseerde stem van de ander die ons vertelt wat we wel of niet moeten doen, en het kind ontwikkelt in relatie met de zorgende ander egofuncties om om te gaan met de driftmatige krachten enerzijds en de superego geboden en verboden anderzijds. We hebben dus ‘de ander’ nodig om een goede context te creëren.
Dit geldt niet alleen voor een kind, dit geldt ook voor de regulatie van de interactie met elkaar in de sociale wereld. Uiteindelijk zal het kind voldoende egofuncties ontwikkelen om in de sociale wereld te kunnen functioneren. Een beperking is dus geen probleem, maar een intelligente daad om het sociale leven mogelijk te maken. Zonder regels, wetten, instanties is sociaal samen leven niet mogelijk.
Vanuit onze instinctieve reactie lijkt er een groot verschil tussen vrijheid en de beperkende structuren. Het lijkt dan logisch om vrijheid te zoeken in de ruimte die vrij is van die belemmerende structuren. De tijger zit in de kooi, doe die kooi open en stap de vrijheid in! Als we voorbij onze instinctieve reactie kunnen gaan en zien dat de zogenaamd beperkende structuren ontstaan zijn om de interactie met elkaar te reguleren, ervaren we deze als noodzakelijk en positief.
Wanneer ervaren we geboden en verboden wel of niet als liefdevol?
Wanneer er voldoende openheid en liefde is tussen ouder en kind, ontwikkelt het superego zich tot een wezenlijk positieve stem, waar de normen en wensen van de samenleving in vertegenwoordigd worden. Het kind ontwikkelt van een pre-sociale oriëntatie op de eigen impulsen en behoeftes tot een sociale oriëntatie op de ander zonder dat dit ten koste gaat van de eigen ontwikkeling.
Als het kind zich onvoldoende herkend, geliefd en verwelkomd voelt, kunnen de geboden en verboden niet herkend worden als liefdevolle zorg. Het kind kan ze niet verteren en zich eigen maken. Het blijven ‘fremdkörper,’ ongemakkelijke vreemde elementen waar het kind reflexmatig een barrière naar opwerpt, omdat het bang is door het superego (de niet liefdevolle andere) vernietigd te worden. Het kind kan ‘de ander’, het sociale veld, niet ervaren als iets wezenlijk goedaardigs, het ervaart geen vanzelfsprekende verbinding daarmee. Het raakt in een strijd verwikkeld tussen de belangen van zichzelf en die van de sociale wereld. Het is of ‘ik’ of ‘de ander’. ‘We’ kunnen niet samen bestaan.
Omdat we niet kunnen ontsnappen aan de sociale wereld moeten we vervolgens een manier zien te vinden om de bedreigende macht van die sociale wereld te blokkeren. We verdoven onze gevoeligheid door enerzijds niet meer deel te nemen aan de relatie met de ander en door anderzijds hard ons best te doen om de ontbrekende liefde alsnog te veroveren. Je blijft gevangen in de strijd die de tralies van jouw kooi vormt. Vrijheid lijkt dan alleen buiten de kooi te vinden.
Onverwerkte gevoelens als bron van vijanddenken
De manier waarop we omgaan met het spanningsveld tussen de belangen van jezelf en de maatschappij hangt af van de mate van de integratie van het superego. Bij een goede integratie weet het ego te bewegen in dit spanningsveld zonder vernietigende beelden te projecteren op de maatschappij. Als het superego als ‘fremdkörper’ ervaren wordt, zal het kwaadaardige superego op de machtige maatschappelijke structuren geprojecteerd worden en worden die als vijand van de eigen vrijheid en authenticiteit gezien. Authenticiteit en vrijheid kunnen dan alleen gevonden worden door de kwaadaardige machthebbers buiten te sluiten en je eigen safe space in je kooi te creëren, waar je je veilig voelt om gevoelsmatig te expanderen en ‘je eigen vrijheid’ te ervaren. Hier ontstaat vijanddenken, complot denken en het ontkennen van corona.
Vijanddenken, complot denken en corona ontkennen, zijn uitdrukkingen van onverwerkte gevoelens in relatie met de ‘machtige’ ouder en die geprojecteerd worden op de maatschappij.
In de vroege fases van psychologische ontwikkeling heeft het kind nog niet het vermogen om ambivalente, genuanceerde beelden te ontwikkelen over zichzelf en de ander. Dus, boosheid van de ouder betekent: ik ben slecht en ik moet weg. Ik kan niet aanwezig blijven, oog in oog met de kwaadheid van mijn ouder. De ouder wil mij vernietigen, wil niet dat ik besta op de manier zoals ik nu ben. Die vernietigende ouder wordt een deel van de psychologische structuur van het kind, het superego. In een gezonde ontwikkeling krijgt het superego langzamerhand meer nuance, en verandert van een ‘sadistisch’ superego naar een welwillende gidsende kracht die de wijsheid van de samenleving vertegenwoordigt. Wanneer er te weinig ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor het kind, als gevolg van gebrek aan welwillende herkenning door de ouder, blijft dat deel van de psyche op het primitieve niveau. Het zelfbeeld blijft ongenuanceerd goed of slecht en het superego blijft gewelddadig ‘sadistisch.’ Bij vijanddenken, complot denken en corona ontkenners wordt de gevestigde orde gezien als de vijand van hun identiteit en vrijheid. Net zoals bij het kind de ouder de vijand is die het wil vernietigen omdat het denkt dat het er niet mag zijn.
Verwerkte gevoelens als bron van samen leven
Bij een goede integratie van het superego zie je jezelf als onderdeel van de maatschappelijke orde. Je ziet dat je eigen welbevinden niet los te denken valt van de maatschappij waarin je functioneert. Je herkent hoe de maatschappij deel van je is, je vormt, beschermt en je ontwikkeling mogelijk maakt. De maatschappij is het resultaat van het werk van vele generaties om een zo goed mogelijke vorm van samenleven te creëren. Dat stemt tot dankbaarheid. Die waardering voor de maatschappelijke orde bevrijdt je uit de primitieve mentaliteit waarin de overheid met al zijn regels jou zou hinderen om je goddelijke gang te gaan.
Vrij zijn met elkaar en niet ten koste van elkaar
Onze natuurlijke aard is gevend, liefhebbend, compassievol, verbonden en gelukkig. We willen allemaal helpen, bijdragen, de ander gelukkig maken, samenwerken, het goede doen. We zijn dus door en door sociale wezens. Jezelf willen zijn door te doen wat je wilt en willen bijdragen aan de gemeenschap zijn geen tegengestelden. Door te doen wat je wil, geef je spontaan en draag je bij.
Als vrijheid alleen kan gevonden worden buiten de kooi ervaar je regels, wetten en instanties als ingrepen die je vrijheid afnemen om te doen wat je wil. Dan bestaat vrijheid enkel ten koste van elkaar.
De filosofe Alicja Gescinska schreef op 4 mei in de Volkskrant: “De gechargeerde kritiek (onze vrijheid wordt afgenomen, het is een dictatoriale ingreep) getuigt van een eenzijdig begrip van wat vrijheid en onvrijheid werkelijk betekenen. Vrijheid is meer dan met rust gelaten worden, meer dan de afwezigheid van geboden en verboden, meer dan gewoon je zin kunnen doen. Want als iedereen gewoon zijn zin zou doen, heeft weldra niemand het nog naar zijn zin en zal de vrijheid van de één de onvrijheid van de ander inluiden.”
Haar conclusie: Vrijheid kan slechts bestaan bij de gratie van begrenzingen. Vrijheid is sociaal van aard. Onze vrijheid is, zoals onze menselijke natuur zelf, per definitie sociaal. Zoals Gabriel Marcel, een andere filosoof zegt: De mens die het meest vrij is, is de mens die het meest broederlijk is.
Als ik wil zorgen voor mijn familie, mijn vrienden en mijn medemensen dan doe ik broederlijk wat nodig is om de pandemie van het coronavirus in te dammen. Zien hoe de politiek moedig maatregelen neemt, hoe wetenschappers hard werken om inzicht te krijgen in het virus, hoe de farmaceutische industrie koortsachtig zoekt naar een vaccin en virusremmer, hoe er budget wordt vrij gemaakt om ons te ondersteunen, hoe er naar een evenwicht gezocht wordt om de pandemie aan te pakken en het leven niet helemaal te verlammen, maakt mij dankbaar. Dankbaar dat er instanties ontwikkeld zijn die zo goed en zo kwaad mogelijk hun krachten bundelen om de wereld te helpen. Waar bij het uitbreken van de coronacrisis ik overmand werd door angst, geeft de broederlijke vrijheid mij de tools om om te gaan met deze angst.
Ik hoef me niet terug te trekken in mijn zelfgenoegzame bubbel of mijn vrijheid te bevechten. Ik ben van nature vrij en neem met respect en dankbaarheid deel aan de maatschappij waar ik inherent deel van uitmaak.
Bron: Verlicht burgerschap – Hans Knibbe – Zijn tijdschrift voor geïnspireerde levenskunst – 62/2021.